Actueel

Actueel.

Terug naar overzicht

‘Drogere tweede snede vraagt andere aanpak’

09 juni 2015

De eerste en tweede snede verschillen qua conservering en broeirisico behoorlijk van elkaar. Onderzoek van BLGG over een periode van vijf jaar, toont verschillen aan tussen voorjaarskuilen en zomerkuilen. Zomerkuilen hebben gemiddeld een iets hogere pH en de ammoniakfractie en het zurenpatroon liggen lager.

Volgens ruwvoerspecialist Piet Riemersma van Van Iperen B.V. worden deze verschillen met name veroorzaakt door het verschil in drogestofgehalte. „Een drogestofgehalte tussen de 40-45 procent is qua conservering, het voorkomen van broei en rantsoentechnisch het meest ideaal. In voorjaarskuilen ligt het drogestofgehalte meestal wel binnen dit kader, maar in zomerkuilen kan het percentage omhoog schieten naar gemiddeld zo’n 50 procent.”

Riemersma ziet als oorzaak van deze stijging de hogere temperatuur in combinatie met wind en de hogere grondtemperaturen waar het gras op ligt. Volgens de ruwvoerspecialist is het voor veehouders belangrijk om aan de hand van deze kennis kritisch naar de situatie te kijken en de juiste managementkeuzes te maken. „Bij zomerkuilen kun je minder vaak of zelfs helemaal niet schudden. Bovendien moet je niet te lang wachten met wiersen en het gras tijdig weghalen. Een veldperiode van 1,5 dag is het maximum. Ook is het verstandig om op het koudst van de dag in te kuilen.”

Minder eiwit in vers gras
Het onderzoek van BLGG wijst uit dat het ruweiwit-niveau in voorjaars- en zomerkuilen gelijk blijft. De versgrasanalyses van dit jaar laten echter lagere gehalten zien dan vorig jaar. Volgens Riemersma betekent dit dat de suikers hoger zijn en er voldoende voeding is voor melkzuurvormende bacteriën.

Enzymen vindt Riemersma bij snedes tot 5.500 kg drogestof per hectare niet nodig. „Het risico is dat de kuilen door het gebruik van enzymen juist te snel verteerbaar worden voor de koeien. Suikers en melkzuur zijn voedingsbodems voor gisten. Om de gisten te doden heb je azijnzuur vanuit een toegevoegde bacterie nodig. Ook het totale management bij het inkuilen is van belang om broei te voorkomen. Het juiste management en de juiste inkuilmiddelen bepalen dus het succes.”

Extra aandacht voor gewicht
Riemersma kaart aan dat voldoende gewicht op de kuil ook van groot belang is bij het inkuilen van de tweede snede. „De grassen zitten eind mei/begin juni aan hun doorschietdatum en het gras wordt dus wat grover. In combinatie met de hogere drogestofpercentages kunnen de kuilen hierdoor minder goed aan te rijden zijn. Voldoende gewicht is nodig om de zuurstof goed kwijt te raken. Dit vergt nu dus extra aandacht van de veehouder.”

Bron: melkvee.nl

Agenda.