April 2016. Honderden dorpsbewoners kijken vol spanning naar de gesloten staldeur. De boerenzoon maakt een buiging en zwaait de staldeur open. De eerste koe steekt aarzelend haar kop naar buiten. Ze ruikt de frisgroene wei, bedenkt zich geen ogenblik en galoppeert de stal uit. Als ze bij de eerste de beste hobbel struikelt en weer opspringt, klinkt een daverend applaus. Nieuwsgierige toeristen stappen van hun fiets en komen kijken. Iedereen geniet van de koeien die na de winterperiode weer de wei in gaan. Behalve de boer zelf. Hij ijsbeert door de lege stal. Het is alsof op elke wand in dikke witte letters de verwachte melkprijs van 17 cent gekalkt staat. Hij moet echter minimaal 30 cent per liter beuren om uit de kosten te komen. Hoe lang kan dat nog goed gaan? Zal zijn zoon dit familiebedrijf ooit nog wel over kunnen nemen?
Kopzorgen
Veel melkveehouders hebben echter kopzorgen. Alle positieve geluiden over de groei van de wereldbevolking en de toenemende vraag naar zuivel ten spijt, is de melkprijs keihard onderuit gegaan. Verschillende bedrijven moeten nog maar zien hoe ze dit jaar gaan overleven. Tegelijkertijd worstelen bedrijven met de stapelende regelgeving. Na de verplichte mestverwerking en de eisen voor grondgebondenheid, dreigen binnenkort ook de fosfaatrechten te komen als we niet oppassen. Ondernemers die een nieuwe, duurzame stal hadden gebouwd, maar nog niet vol hadden gezet, weten niet hoe ze de eindjes aan elkaar moeten gaan knopen.
Tegelijkertijd neemt ook de maatschappelijke druk toe. Natuur- en dierenorganisaties vrezen voor industrialisatie van de melkveehouderij. Ze eisen weidegang. Op basis van het internationale klimaatakkoord wordt ingezet op sterke beperking van de emissie van CO2 en methaan. FrieslandCampina wil inmiddels investeren in meer mestvergisters. Maar, pruimt de samenleving dat wel? Om niet meer te noemen: de onterechte onderbuikgevoelens van een meerderheid in de Tweede Kamer over de kalf bij de koe laten iets zien van de onaangename verrassingen die de toekomst in petto kan hebben.
Kodak
Hoe je het ook wendt of keert, de sector zal de maatschappelijke druk serieus moeten nemen en mee moeten bewegen. Denk aan Kodak. Dit bedrijf was in het verleden de grote speler op de fotografiemarkt. Het durfde echter niet op tijd voluit in te zetten op de digitale fotografie. Ze wilde niet de verkoop van haar analoge camera’s ondergraven. Het bedrijf moet nu echter genoegen nemen met een rol in de marge. Dat betekent voor de SGP overigens niet dat je dus elke keer maar weer nieuwe regels moet verzinnen.
De SGP pleit voor een stevig landbouwbeleid dat niet elke keer op de schop gaat. We willen het ministerie van landbouw terug, zodat het landbouwbeleid niet ondersneeuwt. We zetten ook in op een landbouwakkoord. Een akkoord waarin landbouwsector, overheid, ketenpartijen, maatschappelijke organisaties en andere betrokken partijen afspraken maken over de marsroute naar de toekomst en wat daarbij van de verschillende partijen verwacht mag worden. Dan ligt beleid tenminste vast voor vijf of tien jaar. En worden boeren niet elke keer geconfronteerd met ander beleid.
Eerlijke prijs
De SGP zet in op een eerlijke prijs. Was het wel zo verstandig om het landbouwbeleid verregaand te liberaliseren en het melkquotum af te schaffen? We lopen nu tegen andere plafonds aan, terwijl andere landen daar veel minder last van hebben. Tegelijkertijd is de melkprijs weer gekelderd. De SGP is kritisch geweest. De afschaffing is niet terug te draaien. Wel moeten we langdurig overaanbod van zuivel proberen te voorkomen. Ook moet het mededingingsbeleid versoepeld worden. Een sector kan alleen serieus investeren in dierenwelzijn en milieu als dat via de prijs terugverdiend kan worden. Dan moeten boeren en ketenpartijen daar samen afspraken over kunnen maken.
Zolang geen sprake is van een eerlijke prijs en een goed verdienmodel moet het Europese landbouwbudget niet geminimaliseerd worden.
Ontwikkelruimte
Het mestbeleid bepaalt een belangrijk deel van de ontwikkelmogelijkheden van melkveebedrijven. Wat wil de SGP hiermee?
We zien dat vanuit de regering er vooral ad hoc beleid komt en dat de regering regelmatig achter de feiten aan loopt. We pleiten voor een stevig en integraal verhaal. Met enkele bouwstenen, waaronder:
Verbetering van de waterkwaliteit. In het mestbeleid is het hierom te doen. Brussel wil graag dat we hier serieus werk van maken. Zolang dat niet het geval is, krijgen we het deksel op de neus. Het probleem is dat de huidige generieke aanpak niet (meer) voldoet. Verbetering van de waterkwaliteit stagneert. De SGP vindt dat we het mestbeleid moeten regionaliseren en meer moeten baseren op metingen. We constateren bijvoorbeeld dat de aanpak van waterschappen buiten het actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn valt, terwijl juist zij weten waar de problemen zitten. Als je dat meeneemt, voorkom je dat alle boeren het moeten bezuren. Verder kunnen we melkveehouders stimuleren meer gras en minder uitspoelingsgevoelige maïs te nemen door de derogatie alleen te geven voor grasland. Dat moet dan wel voor alle bedrijven gaan gelden. De SGP wil ook maatregelen gericht op meer organische stof en minder kunstmest. Verder moeten bedrijven meer ruimte krijgen voor een bedrijfseigen derogatie om bij hoge opbrengsten hun grasland niet te verschralen.
Verhoging van het fosfaatplafond en het garanderen van derogatie voordat er fosfaatrechten komen. We exporteren meer dan vijf miljoen kilogram fosfaat naar landen, bijvoorbeeld in Oost-Europa, met een fosfaattekort. Alle reden om deze fosfaat ofwel bij het fosfaatplafond op te tellen, ofwel deze hoeveelheid niet mee te tellen voor het fosfaatplafond. Van Dam moet daarover met Brussel in discussie. Zonder dat dit geregeld is, stemt de SGP niet in met fosfaatrechten. En dat geldt ook voor de derogatie. Als we dit niet regelen, hebben we straks een keihard plafond, geen stimulans voor fosfaatexport en mogelijk zelfs geen derogatie. Tel uit je verlies.
Als de fosfaatrechten toch doorgezet moeten worden, pleiten we voor beperkte overheveling van dierrechten uit de varkenshouderij naar de melkveehouderij. Dat draagt bij aan warme sanering van de varkenshouderij en geeft de melkveehouderij meer lucht. Ook moet er een betere knelgevallenregeling komen en zijn de voorgestelde kortingen niet acceptabel.
Verder vindt de SGP dat grondgebondenheid te eng gedefinieerd wordt. Verschillende melkveehouders hebben afspraken met akkerbouwers over gebruik van grond voor de afzet van mest en de teelt van ruwvoer. Dat moet mee gaan tellen voor grondgebondenheid.
Om dierenwelzijn, diergezondheid, milieu, volksgezondheid en een economisch vitale melkveehouderij hand in hand te laten gaan, is meer innovatie nodig. Daar moet de regering wat de SGP betreft extra geld voor uittrekken. Ook moeten nieuwe stalsystemen en technieken niet onnodig door regeltjes tegengehouden worden.
De SGP draagt zo graag bij aan het smeren van de witte motor.
Bron: www.milkstory.nl